Belastingrente toch fiks verhoogd: de regeling in het kort

belasting_enveloppeVoor het rentepercentage van de belastingrente gaat per 1 april 2014, ondanks serieuze bedenkingen bij verschillende Kamerfracties, een minimumpercentage gelden. Een kort overzicht van de stand van zaken voor de IB, LB en Vpb.

Regeling
In de regeling voor belastingrente gaat het vooral om de vraag of de inspecteur al dan niet te laat is geweest bij het opleggen van een (voorlopige) aanslag. De renteperiode wordt dan ook beperkt als een voorlopige aanslag wordt vastgesteld overeenkomstig een ingediend verzoek dat voldoet aan de eisen van de inspecteur waaronder een speciaal door de inspecteur beschikbaar gesteld formulier.

Voor de inkomstenbelasting is de nieuwe regeling van toepassing op alle belastingjaren (heffingstijdvakken) vanaf 2012. Voor de vennootschapsbelasting geldt zij voor alle boekjaren die op of na 1 januari 2012 zijn begonnen. Voor het rentepercentage wordt voor vrijwel alle belastingen aangesloten bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, waarbij per 1 april 2014 een minimum van 4% geldt, voor de Vpb wordt echter vanaf die datum uitgegaan van de wettelijke rente voor handelstransacties met als minimum 8% (tot 1 juli 2014 bedraagt de rente dus 8,25%; zie 7.1 Fiscale cijfers).

Opmerkingen Kamerfracties
Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer heeft grote vraagtekens bij (het nut van) de minimumpercentages en hierover is dan ook nadere uitleg gevraagd. Het minimumpercentage van 4% voor de belastingen buiten de Vpb is ingegeven door budgettaire overwegingen. De aanzienlijke hogere rente voor Vpb-aanslagen wordt verdedigd door te wijzen op het ontstane rentevoordeel, de mogelijkheden tot voorkoming van belastingrente en het feit dat sprake is van ‘handelstransacties’. Voor IB-ondernemers wordt niet aangesloten bij de handelsrente omdat de aanslag ook betrekking heeft op niet-winstinkomen én dit automatiseringsproblemen zou opleveren voor de Belastingdienst (zie bladzijden 48 en 49 van de Memorie van Antwoord bij het Belastingpakket 2014, 33 752, nr. D en 33 753, 33 754 en 33 755).

Bron: Elsevier Fiscaal